In navolging van Hitler en Mussolini probeerde Oswald Mosley in Groot-Brittannië een fascistisch regime te installeren. Daartoe richtte hij in 1932 de British Union of Fascists (BUF), een openlijk nationaal-socialistische politieke partij. Doorheen de jaren voerde de BUF steeds virulentere antisemitische campagnes, daarin actief gesteund door de populaire krant Daily Mail.
Om zich tegen het toenemend fascistisch geweld te beschermen, richtten Britse Joden in de loop van de jaren ’30 een aantal organisaties op. Zo was er de Jewish United Defense Association en de Ex-Servicemen’s Movement Against Fascism (EMAF), een groep veteranen uit WOI. Andere Joden kozen er voor om hun antifascistische acties in de schoot van de socialistisch en communistische partijen te organiseren. In september 1934 verzamelden zich een brede groep van 120.000 protestanten in Hyde Park, waarmee ze de fascistische bijeenkomst vele malen overtroffen.
Op 4 oktober 1936 plande de BUF van Mosley een mars in de Londense Joodse wijk East End. Zo’n 2 à 3.000 Britse fascisten – de zogenaamde Blackshirts – wilden door de wijk marcheren. Ze werden hierbij beschermd door een politiemacht van 6 à 7.000 agenten, waaronder sommige te paard.
Dat was buiten de antifascistische tegenbeweging gerekend. Zo’n 20.000 tegendemonstranten versperden de weg en zetten barricades op. De politiemacht probeerde de weg vrij te maken om de Zwarthemden door te laten. Daarop braken grootschalige straatgevechten uit. Vanuit de huizen werden afval, rotte groenten en andere bederfbare waren naar de politie en de fascisten geworpen. Zo’n 175 mensen raakten gewond, waaronder ook vrouwen en kinderen. Er waren zo’n 150 arrestaties, waarvan de overgrote meerderheid antifascisten.
Oswald Mosley beval zijn Zwarthemden uiteindelijk om zich terug te trekken. De politie begeleidde hen terug naar het centrum van Londen.
De Slag bij Cable Street bezorgde de fascistische beweging van Mosley een klap die ze niet meer te boven ging komen.