In The Far Right Today, een even bevattelijk als leerzaam boekje dat intussen tot een internationaal standaardwerk uitgroeide, herneemt de Nederlandse politicoloog Cas Mudde de these dat we sinds de Tweede Wereldoorlog vier extreemrechtse golven gekend hebben. De vierde, die rond de eeuwwisseling op gang kwam en die we vandaag zien aanzwellen, wordt aldus Mudde gekenmerkt door de mainstreaming van extreemrechts. Het is die mainstreaming die de huidige golf onderscheidt van de vorige, die zich vanaf de jaren tachtig tot ongeveer 2000 ontrolde. In almaar meer landen worden wat Mudde ‘rechts-radicale populistische partijen’ noemt koalitionsfähig beschouwd door centrumrechtse en zelfs hier en daar door centrumlinkse partijen.
Twee verkiezingen in belangrijke Europese landen bevestigen deze waarneming. De eerste stembusgang ligt net achter ons en vond plaats in Zweden, ooit hét model van wat we de naoorlogse sociale welvaartstaat noemden, een tot nu toe ongeëvenaard naoorlogs sociaal succes waarvan de sterkste sociaaldemocratie van het continent de pluim op de hoed stak. De tweede verkiezing zal zondag plaatsvinden in Italië, vandaag de derde economie van de Europese Unie, een land dat in twee tijden – juli 1943 en april 1945 – afrekende met 21 jaar fascistisch bewind en uit het partizanenverzet de grootste westerse communistische partij zag ontstaan.
Times they are a changing. In Zweden werden de extreemrechtse Zwedendemocraten met 20,5 percent van de stemmen de grootste partij van een rechts blok. Deze partij heeft haar wortels in het neonazisme. Iedereen weet dat maar het belette centrumrechts, met name de Gematigde Uniepartij, niet om deze partij volledig te normaliseren en ermee samen te werken. Idem in Italië, als we tenminste de peilingen en de commentatoren mogen geloven. Ook daar maken de Fratelli d’Italia deel uit van een rechtse samenwerking en worden ze er als de voornaamste kracht van gepeild. De muur tussen extreemrechts en centrumrechts is er al langer gesloopt, ook al weet ook iedereen dat de partij van Giorgia Meloni haar wortels heeft in het Italiaanse neofascisme.
Mainstreaming betekent niet alleen dat de muren, het cordon zouden we zeggen, rond extreemrechts geslecht worden. Het betekent ook en vooral dat ideeën, vertogen, voorstellen, frames van extreemrechts door het politieke midden worden overgenomen en als gewoon onderdeel van het ‘democratische’ debat of, nog erger, van het beleid worden beschouwd. In ons land kennen we daar een even spraakmakend als pijnlijk voorbeeld van. Toen het Vlaams Blok in 1992 zijn 70-puntenplan lanceerde “ter oplossing van het vreemdelingenprobleem” stootte dit op afkeuring over het hele politieke en mediatieke panorama (’t Pallieterke uitgezonderd). Vandaag blijken zowat de helft van de punten uit dat infaam plan gerealiseerd of bespreekbaar. Zelfs het opsluiten van minderjarigen in gesloten centra hebben we in dit land als onderdeel van asielbeleid moeten meemaken… zonder dat extreemrechts ook maar één enkele dag aan de macht is geweest.
Mainstreaming is precies dat proces waarbij extreemrechtse partijen, figuren, vertogen, daden van een onaanvaardbare positie (buiten de norm) verschuiven naar een legitieme positie (binnen de norm). Inhoudelijk gaat het om de geleidelijke normalisering van fascistische concepten zoals wat de Britse politieke wetenschapper Robert Griffin ‘palingenetisch ultranationalisme’ noemde: de idee van een ‘nationale wedergeboorte’. Ook samenzweringstheorieën sluipen gaandeweg de mainstream binnen. Waar enige tijd geleden de omvolkingsidee door Vlaams Belang niet eens bij naam durfde genoemd te worden, is men er nu quasi dagelijks mee aan het koketteren en wordt de idee van ‘invasie’, ‘overspoeling’ en medeplichtigheid van ‘woke’ aan simultane ondergraving van de eigen beschaving steeds meer, eerst in brokken en fragmenten, overgenomen door anderen. De idee van een mannelijk gedomineerde autochtone hetero-normaliteit en – vooral – van de abnormaliteit van alle andere seksuele geaardheden en voorkeuren is nog zo een fascistisch idee dat aan de publieke opinie wordt voorgeschoteld als eigentijdse, beredeneerde remedie tegen “oneigen” excessen die de “eigen mensen” destabiliseren.
Terwijl ze deze ideeën binnen de democratische debatruimte gooien, doen deze extreemrechtse actoren alle moeite van de wereld om de publieke opinie ervan te overtuigen dat ze geen enkele band hebben met het bruine en zwarte verleden waar ze die mosterd haalden en waar zich deels hun ideologische wortels bevinden. Discursief is dat de reden waarom heel Italiaans rechts succesvol vocht om de eigen stroming ‘postfascistisch’ te noemen, alsof alle ideeën en voorstellen uit die tijd samen met het kadaver van Mussolini aan het dak benzinepomp op de Piazzale Loreto in Milaan definitief hun einde vonden.
Overal in Europa zien we dat extreemrechts die inhoudelijke banden met het oorspronkelijke, het generische fascisme wegwuift met de boodschap dat fascisme en nazisme zaken uit een ver en afgesloten verleden zijn. Geen analogieën, geen historische vergelijkingen, spreken over “de jaren dertig” wordt als ongepast voorgesteld en heel wat opiniemakers zijn al helemaal in dat valletje getrapt. Niet dat de geschiedenis zich herhaalt, en al zeker niet op dezelfde manier, maar historisch werken is comparatief werken, is kijken naar verschillen, breuken en (gedeeltelijke) gelijkenissen.
De tweede discursieve ingreep, naast het ‘afsluiten’ in een ver verleden van het fascisme, is de linkerzijde vandaag met de vinger wijzen als het grootste gevaar voor onze samenleving en beschaving. Dat kunnen partijen zijn, vakbonden of nieuwe, broze, diffuse stemmen die men onder ‘woke’ catalogeert en door sommige herauten van een zelfverklaard moedig of radicaal midden verbaal gepimpt worden tot minstens even groot gevaar als… extreemrechts. Noteer dat deze middentijgers wel met extreemrechts praten maar niet eens een oor te luisteren leggen bij wie zijzelf als ‘woke’ definitief en genadeloos onder de zoden praten en schrijven. Specifiek in deze aanval op links is het offensief tegen elke vorm van antifascisme als de ziekte van irrationele mensen die veraf staan van het ‘gezond verstand’. Zeker in een regio als Vlaanderen waar het historische antifascisme nog steeds zijn echte publieke erkenning moet krijgen, is het afdoen van antifascisten als even ‘extreem’ als de extremen die ze bekampen bon ton.
In beide landen, Zweden en Italië, staat de linkerzijde er slapjes en ontwapend bij. In het hoge Scandinavië koos men voor de gedeeltelijke overname van rechtse recepten zoals dat al eerder het geval was bij de Deense sociaaldemocratie van Mette Frederiksen. Hier zien we hoe de sociaaldemocratie zich enerzijds schrap zet om extreemrechts de pas af te snijden door tegelijkertijd programma-elementen uit de korf van extreemrechts over te nemen en daardoor de mainstreaming te versterken. In Italië verschrompelde de linkerzijde van een eurocommunistische massapartij naar een progressieve centrumpartij naar Clintoniaans model. De strijd om de progressieve kiezer wordt er vooral gevoerd tussen een zeer gematigde centrumpartij en het techno-populisme van de Vijfsterrenbeweging.
Hoe het Europese continent de vierde extreemrechtse golf zal aanpakken blijft vooralsnog onduidelijk. Het politieke centrum lijkt grote delen van de geloofwaardigheid kwijt doorheen opeenvolgende impactvolle crisissen als de bankencrisis, de covidpandemie en vandaag de energiecrisis. Bovendien heeft het op vele plaatsen, minstens qua discours en voorstellen, de ophaalbrug neergelaten voor de extreemrechtse tovenaars van Hamelen. Voor de democratische krachten ter linkerzijde van dat centrum zijn er mogelijkheden, zolang men zich niet identificeert met de status quo – die vandaag massa’s gezinnen in de armoede duwt – en men een positieve mobilisatie kan genereren op basis van het onbehagen, de ontreddering en de terechte woede van vele mensen. En zolang men wegblijft van de door de extreemrechtse druk geïnspireerde ‘flinks’ genoemde inhoudelijke normalisering en mainstreaming van dat wat men moet bekampen.