In januari 1929 werden in België twee vluchtelingen toegelaten en erkend. Elders in Europa had het duo tot dan toe bot gevangen en zowel de Spaanse als de Argentijnse autoriteiten verzochten om hun uitlevering. Francisco Ascaso en José Buenaventura Durruti vestigden zich in Brussel waar reeds heel wat Spaanse bannelingen onderdak hadden gevonden.
De twee anarchistische vrienden die als arbeider aan de slag gingen, hadden een verbod gekregen om zich met politiek bezig te houden. Toch vonden ze snel contact met andere Spaanse anarchisten en werden ze kameraadschappelijk opgevangen door Belgische geestgenoten als Léo Campion en Hem Day (pseudoniem van Marcel Camille Dieu). Ze legden in onze hoofdstad ook contact met andere anarchistische ballingen zoals de Italiaan Camillo Berneri. Ook deze voormalige professor filosofie was als antifascistisch banneling al in tal van Europese landen gearresteerd.
Van zodra in april 1931 in Spanje de republiek werd uitgeroepen keerden Ascaso en Durruti terug om er hun anarchistisch militantisme voor te zetten. Zo kwam een einde aan tal van omzwervingen nadat ze in Spanje voor acties en aanslagen verdacht en vervolgd werden. Hun acties omvatten zowel het syndicale werk met tal van bedrijfsstakingen en -bezettingen, als gewapende acties met een groep die ze omstreeks 1922 samen met Juan Garcia Oliver opgericht hadden, Los Solidarios. Geen van deze anarchisten schrok er voor terug geweld te gebruiken, onder het motto ‘oog om oog, tand om tand’.
De anarcho-syndicalistische vakbond CNT (Confederación Nacional del Trabajo) was de grootste arbeidersorganisatie van het land en onderscheidde zich door directe actie, zowel op het platteland als in de industriële bolwerken. Naar het einde van de jaren twintig hadden Durruti, Ascaso en anderen daar een organisatie naast gezet, een fusie van anarchistische groepen op het Iberische schiereiland, de FAI (Federación Anarquista Ibérica).
In de zomer van 1936 brak in Spanje een burgeroorlog uit. Fascistische generaals trachtten de republiek omver te werpen, maar het verzet van de arbeidersmilities sloeg die putch in vele steden af. In deze antifascistische milities speelden de anarchisten een hoofdrol. Ze hadden hun organisaties, hun ervaring in directe actie, hun ervaring met het omgaan met wapens en dynamiet… en hun diepe antifascistische overtuiging.
In juli 1936 smoorden Durruti, Ascaso en hun kompanen in Barcelona de fascistische opstand in de kiem. Ze overvielen wapendepots en met zelfgemaakte granaten en geïmproviseerde gepantserde auto’s bestormden ze de Uruguay, een schip dat als gevangenis dienst deed. Op 20 juli werd Ascaso tijdens de bestorming van de Altarazanas kazerne dodelijk getroffen.
Durruti wond er geen doekjes om: “Met het fascisme moet je niet discussiëren; je moet het vernietigen”. In een spraakmakend interview zei hij: “Voor ons moet het fascisme voor eens en voor altijd vernietigd worden”, terwijl hij aanvulde dat geen enkele staat daarin tot het uiterste zou gaan. Durruti wees, net als marxisten, op de functie van het fascisme als redder in nood van de kapitalistische maatschappij-ordening.
Een week na de dood van zijn vriend en met de Catalaanse hoofdstad stevig in antifascistische handen, zette Durruti zich aan het hoofd van een 3000 manschappen tellende vrijwilligerskolonne om de Aragonese hoofdstad Zaragoza, die in handen van de fascisten was gevallen, te ontzetten. Eén van de anarchistische kolonnes die door Aragon trokken droeg de naam van de gesneuvelde Francisco Ascaso.
Nog een oude bekende trok eveneens Aragon in om de fascisten manu militari terug te slaan. Het was Camillo Berneri, die samen met Carlos Rosselli de eerste Italiaanse antifascistische militie gevormd had om de Franco-troepen te gaan bekampen.
In november 1936 verplaatste Durruti zijn kolonne naar de Spaanse hoofdstad Madrid dat, quasi geheel omcirkeld, in handen van de opstandelingen dreigde te vallen. Daar werd hij op 19 november dodelijk getroffen. Er werd veel over zijn dood gespeculeerd. Was het een vijandelijke sluipschutter? Of was het een ongeluk door een medestander? Feit is dat zijn begrafenis in Barcelona meer dan een half miljoen, en volgens sommige bronnen zelfs een miljoen mensen op de been bracht.
Ook Camillo Berneri overleefde de Spaanse Burgeroorlog niet. In mei 1937 kwam het tot een gewelddadig treffen in de straten van Barcelona tussen anarchisten en anti-autoritaire communisten enerzijds en republikeinse en communistische troepen anderzijds voor wie de machtspositie van de anarchisten een doorn in het oog was. Berneri, die meermaals kritiek had geuit op de stalinistische machinaties in Spanje, werd samen met zijn anarchistische kompaan Francesco Barbieri gearresteerd en weggevoerd. Hun met kogels doorzeefde lichamen werden later teruggevonden.
Francisco Ascaso en Buenaventura Durruti werden naast elkaar begraven op het Barcelonese kerkhof van Montjuic.
Afbeelding: Flickr