Patrick Bailliu verdiept zich in de historische literatuur over de psychologie van het fascisme. Na deel 1 over Wilhelm Reich, deel 2 over Erich Fromm, vandaag deel 3 over Michel Foucault.
Je kunt Hongarije geen democratie meer noemen. Het is eerder een legaal verkozen autoritaire regering’ schrijft Dorottya Rédai een Hongaarse academica en LGBT – activiste in de krant De Morgen. Hongarije presenteert wat ook met andere West-Europese landen zou kunnen gebeuren gezien het succes en de toename van de extreemrechtse kiezer zoals in België en in het bijzonder Vlaanderen.
Het brengt ons terug in deel drie, over de psychologie van het fascisme, bij de vragen: “Waarom zijn we in deze tijden zo teruggevallen in het fascisme? En, wat speelt mee in de hedendaagse populariteit van het extreemrechts gedachtegoed?” We accentueren terug dat deze vragen niet niet alleen in het teken staan om te begrijpen, maar ook om tegen de trend van het neofascistisch denken in te gaan en het ‘te abnormaliseren’. We herhalen, fascisme, zoals wij het begrijpen is ongezond gedrag die de samenleving verdeelt in een debat tussen het eigene en het andere. Deze incorporatie laat de psychologische dimensie toe waardoor we een meer contextuele kijk krijgen op het waarom. Of, ons verzet steunt op het idee dat fascistische formaties zich wortelen in de subjectiviteit van het individu; dat fascisme zich niet buiten ons om, maar in onszelf begeeft. In deel drie laten we Michel Foucault aan het woord.
Foucault een inleiding tot een niet-fascistisch leven’: biomacht en neoliberalisme
In het voorwoord bij Anti-Oedipus (Deleuze & Guattari 1983) merkt Foucault op fascisme aanwezig is in ons ‘alledaags gedrag. Namelijk het fascisme dat ervoor zorgt dat we van macht houden, dat we verlangen naar datgene wat ons domineert en uitbuit. (Foucault, 1983, p. xiii)
Wat bedoelt Foucault met deze toch harde stelling?
Sinds de opkomst van het Italiaanse fascisme en het Duitse nazisme in de eerste helft van de 20ste eeuw en tot op de dag van vandaag omvat de term fascisme de terminologische kern van linkse (vooral socialistische) theoretische en politieke projecten. Michel Foucaults ontdekking in de jaren zestig van het ‘alledaagse fascisme’ is een symptomatisch voorbeeld. Foucaults heroriëntering van het fascisme streefde ernaar de analytische focus te verschuiven van de grote politieke persoon, partijen en bewegingen van het begin van de 20ste eeuw naar de tirannieke bitterheid van onze eigen geest en de acties die ons voorzien van het verlangen naar macht en overheersing. Of zoals Friedrich Meinecke schrijft in Machiavellism: The Doctrine of Raison d’État and Its Place in Modern History (English translation, 1957):
Het streven naar macht is een inheems menselijke impuls, misschien zelfs een dierlijke impuls, die blindelings alles om zich heen grijpt totdat het stuit op externe barrières. En, althans in het geval van mensen, beperkt de impuls zich niet alleen tot wat direct nodig is voor leven en gezondheid. De mens schept een oprecht plezier in de macht zelf en, daardoor, in zichzelf en zijn verhoogde persoonlijkheid. Naast honger en liefde is pleonexia[1] de meest krachtige elementaire en invloedrijke impuls in de mens.
In zijn essay ‘The Subject and Power,’ dat voor het eerst in 1982 in het Engels verscheen, schrijft Foucault dan ook dat er drie mogelijke vormen van verzet zijn: verzet tegen vormen van overheersing [domination]; verzet tegen vormen van uitbuiting [exploitation]; en verzet ‘against that which ties the individual to himself and submits him to others in this way (struggles against subjection, against forms of subjectivity and submission)’ (Foucault 2000b, 331). Deze derde vorm van verzet is waar Foucault zich in de laatste jaren van zijn leven in verdiept. Het draait hier om wat hij in deel twee van Histoire de la sexualité vormen van ‘subjectivering [subjectivation]’ noemt: de wijzen waarop iemand haar leven en bestaan actief vormgeeft (Foucault 1984; zie ook Karskens 2012). Met andere woorden, door zichzelf te subjectiveren op een manier die tegen dominante vormen van subjectvorming indruist, door te weigeren zich te conformeren aan normatieve gedragscodes, kan iemand zich op een individueel en ethisch niveau verzetten tegen machtsstructuren. Zij ontwerpt hiermee een subversieve ‘levenskunst’ (Karskens 2012); en in dit proces maakt zij haar eigen subjectiviteit tot canvas waarop een alternatieve levensvorm, een nieuwe manier van menselijk bestaan, tot uiting kan komen. Foucault zag deze vorm van verzet als een vruchtbare bron van kritiek op de individualisering die, in zijn ogen, de Westerse cultuur in haar greep had. Aldus Foucault: ‘We have to promote new forms of subjectivity through the refusal of this kind of individuality that has been imposed on us for several centuries’ (2000b: 336).
Wat betekent deze omwenteling in Foucaults denken voor de filosofische verhouding tussen subjectiviteit en verzet? In de eerste plaats wordt het subject niet langer gezien als een passieve uitkomst van machtsrelaties, een belichaamd discursief construct van abstracte kennis- en machtsregimes. In plaats daarvan verwordt het subject tot een cruciale factor in de weg die macht aflegt. Of machtsrelaties succesvol zijn in het scheppen van een specifieke vorm van subjectiviteit hangt uiteindelijk af van de gewilligheid van het individu zelf om zich te conformeren (of zelfs te onderwerpen) aan het subjectiveringsproces en aan het dominante discours dat daaraan ten grondslag ligt. Zoals Judith Butler deze verschuiving in Foucaults denken karakteriseert[2]:
In a way, it seems that we are referring to a subject who amplifies and aggrandises itself as it absorbs and re-enacts the voice of the one who imposes that dominant discourse, and constitutes itself precisely as the identity it is required to be. It announces itself as an identity, but it has, in fact, become a kind of scene. (Butler 2016: 86)
Het moet gezegd worden dat Foucualts heroriëntering lijdt onder de abstracte aard en het niveau van algemeenheid van het concept dat onvoldoende onderscheid maakt tussen mechanismen van machtsverhoudingen. Ondanks onderzocht Foucault de heropleving van het fascisme in termen van het politieke kader van bio-macht en toonde interessante en bruikbare conceptuele verbanden. Deze verbanden vinden we terug tussen de biopolitiek van het neoliberalisme en de extreme biopolitiek van het nazisme/fascisme, waar veel gehandicapte en geesteszieke mensen, of alleen degenen die als asociaal werden bestempeld, werden beschreven als economisch slechte investeringen en Unnütze Esser (nutteloze eters) werden genoemd, of gewoon Lebensunwertes Lebens (leven onwaardig leven). De soort retoriek lezen we vandaag ook bij partijen zoals Vlaamse Belang die bijvoorbeeld een immigratiestop wilt om rotte appels te verwijderen of Vlaams Belangers Filip Brusselmans en Dominiek Sneppe die het standpunt innemen en uiten dat transgenders en holebi’s altijd abnormaal zullen blijven.[3]
Voorlopige conclusie
In de werken van Foucault vinden we de interpretaie terug dat het fascisme zijn oorsprong in heeft in de biopolitiek en ideeën uit de psychiatrische geschiedenis erin te vermengen, zoals eugenetica en degeneratietheorie, die staatsracisme en extreem geweld rechtvaardigden om een bepaald ‘sociaal lichaam’ te behouden kunnen we beetr de poltieke – en economische instabiliteit van onze tijd begrijpen. (York, 2018).
In deze summiere delen over de psychologie van het fascisme hebben we interpretatie geven wat en hoe meespeelt in de terugkeer van het fascistische gedrag. De vraag is nu, wat kunnen we doen? Of hoe kunnen we een niet-fascistisch leven bevorderen? De volgende blog zal ingaan op deze vraag.
Bronnen
Foucault. (1983). Preface. Retrieved from https://libcom.org/files/Anti-Oedipus.pdf
Rosa Luxemberg Stiftung (RLS). (2017). How do we think about fascism today? Retrieved from https://www.rosalux.rs/en/how-do-we-thinkabout-fascism-today
York, E. D. (2018). Disorder: Contemporary fascism and the crisis in mental health (A Thesis Submitted to the College of Graduate and Postdoctoral Studies in Partial Fulfillment of the Requirements for the Degree of Masters of Arts, the Department of Political Studies). University of Saskatchewan, Saskatoon, Canada.
[1] Pleonexia, soms pleonexy genoemd, afkomstig van het Griekse πλεονεξία, is een filosofisch concept dat ruwweg overeenkomt met hebzucht,en wordt strikt gedefinieerd als ‘het onverzadigbare verlangen om te hebben wat rechtmatig aan anderen toebehoort’.
[2] https://harvest.usask.ca/bitstream/handle/10388/11199/YORK-THESIS-2018.pdf?sequence=1&isAllowed=y
[3] https://www.solidair.org/artikels/extreemrechts-houdt-niet-van-lgbt-rechten